Deze plankjes (trappersborden) worden gebruikt door de turfmaker. Als de eerste droogtescheuren in de dikke veenspecielaag verschijnen, bindt de turfmaker met touwtjes of leren riempjes de trappersplankjes onder zijn voeten (sokken/laarzen).
Zijwaarts stampt hij zeer snel met de trappersplankjes de verse laagveenspecie aan, zodat het een compacte massa wordt (Frl. knoffeljen). Twee of drie dagen later is de veenspecie al weer wat gedroogd en ingeklonken. De turfmaker trapt voor de tweede keer de massa (Frl.: spoaren traapje). Een paar dagen later wordt dit herhaald en is de pan veenspecie zo glad als een spiegel (Frl: oftraepje).
De trappersplankjes zijn plm. 40 cm. lang en 17 cm. breed. Van de trappersplankjes zijn de zij-, voor- en achterkant (scherpe randen) rondgemaakt. Op de vlakke bovenkant zijn op de zijkanten vier krammen bevestigd, waardoor de touwtjes of riemen steken.
Voor het aanstampen van de veenspecielaag wordt de onderkant ingesmeerd met teer. De natte veenspecie plakt daardoor niet aan de trappersplankjes.