De jutte is een houten schep met een essenhouten steel en houten greep. De schep en steel vormen een geheel.
In het blad zitten vier watergootjes, waardoor de veenspecie niet kan vastplakken. Op de schep zit een rand (12 cm.hoog) uit een stuk gebogen essenhout of een stuk zink aan de achterkant van het blad. Essenhout is bekend om zijn grote veerkracht. De essenhouten rand is met een ijzerdraad aan de schep bevestigd.
De menger in de houten baggelbak (houten platte bak) schept met de jutte de veenspecie uit de mengbak over de legakker tot een bepaalde hoogte (40 cm). Als deze hoogte is bereikt, strijkt de menger na afloop de dikke laag veenspecie glad met de achterkant van de jutte.