Litho met voorstelling van ijsvermaak op de bevroren zee buiten Harlingen, 22 januari tot 1 februari 1838. Op de voorgrond lopen en schaatsen tal van mensen op het ijs. In het midden wordt een slee voortgetrokken door een bok, daarachter staat een waag waarop men zich kon laten wegen. De koek- en zopietenten zijn met vlaggen gemarkeerd. De stad is enigszins schematisch weergegeven. Links het Noordeke, daarnaast Zeeburg, de Havenpoort, de vuurtoren, de spits van de Grote Kerk en geheel rechts de Westerkerk. Het Noorderhoofd en het Zuiderhoofd zijn centraal in de voorstelling geplaatst met houten omloop. Rechts hiervan scheepsmasten en daken van huizen met een torenspits ertussen. Helemaal rechts een koepel op een kerktoren. In de wolkenlucht vliegt links een kleine zwerm vogels.