Wapenbord van Pier Pier Schaafsma (1844-1916), algemeen armenvoogd in 1890.
Pier Piers Schaafsma (1844-1916) was koopman in vlas.
Beschrijving wapen: onder een lucht een naar schuinlinks lopende weg langs een bloeiend vlasveld, ter weerszijden van de helm gedroogd vlas.
Wapen op het Wapenbord met familiewapens van de Voogden der Algemene Armen, 1884-1890.
Pier Schaafsma werd geboren op 2 september 1844 te Harlingen als jongste kind van Pier Schaafsma (1808-1898) en Christina Petraeus (1807-1849). Zijn vader was aanvankelijk pannen- en estrikkenfabrikant in Harlingen onder de fa. Braams & Schaafsma (1827-1854); hun fabriek was gelegen aan de Oude Trekvaart bij Harlingen. In 1854 werd de firma opgeheven en voortgezet door compagnon Philippe Adrien Braams (fa. Braams & Zonen). In 1866 werd de fabriek door hem verkocht aan Van Hulst. De fa. Braams & Schaafsma (1827-1854) handelde tevens in kuipershout dat afkomstig was uit het Oostzeegebied. In 1860 werd door de beide oud-compagnons opnieuw een vennootschap opgericht onder dezelfde naam, fa. Braams & Schaafsma. Ditmaal geen fabriek in pannen en tegels, maar “uitsluitend tot uitoefening (voor gemeenschappelijke rekening) van binnenlandsche handel in greenen dijkpalen”. Ondertussen kwamen de compagnons Schaafsma en Braams al jaren voor als “zeehandelaren” en reders. De fa. Braams & Schaafsma was van 1848-1850 eigenaar van het schip ‘Almenum’ dat in 1850 in de Oostzee zou zijn vergaan. De 15-jarige zoon van Pier Schaafsma Sr., Johan Willem Schaafsma (1834-1850), zou bij die scheepsramp in april 1850 zijn omgekomen (echter nooit een overlijdensakte van opgemaakt). In 1870 kocht Pier Schaafsma Sr. het smakschip ‘Hillegonda Maria’, maar vermoedelijk dreef hij met meer schepen handel. In de jaren ’50 van de negentiende eeuw wordt gesproken over de schepen ‘Antje’ en ‘de Verwachting’ van “Schaafsma te Harlingen”; het schip De Verwachting voer op o.a. Leith en Shields, maar het schip Antje maakte grotere reizen zoals naar Havana, Bahia en Fernambuck (Pernambuco?). Pier Schaafsma Sr. komt in 1875 en 1889 voor als “binnen- en buitenlands commissionair” en tussen 1841 en 1862 als “Zeehandelaar”.
Pier Schaafsma Jr. (1844-1916) was de jongste van in het totaal 9 kinderen. Zijn oudere broers overleden redelijk jong waardoor hij automatisch opvolger werd van zijn vaders zaken. Het is goed mogelijk dat hij als tiener ervaring opdeed aan boord van een schip. In 1863 is hij ‘kantoorbediende’, vermoedelijk assistent van zijn vader. Later komt hij voor als koopman, handelsagent, commissionair, vlashandelaar en reder. Hij handelde (o.a.?) in vlas. In 1898 overleed zijn vader waarna diens woonhuis aan het Schritsen (wijk F, nr. 52, sectie A 2464 en 2468) aan hem toekwam. Daar woonde hij tot zijn overlijden op 21 augustus 1916. Dit huis is in de Tweede Wereldoorlog helaas door een Engelse bom verwoest.
Hij huwde 1e: Groningen 4 juni 1875 met Elisabeth Anna Lamping (Nijeveen 31 december 1845 - Harlingen 14 juni 1885), uit welk huwelijk 6 kinderen. Hij hertrouwde Apeldoorn 30 juni 1887 met Boudina Sickens (Amsterdam 1852 - Delfzijl 1929) uit welke huwelijk een dochter.
Met het overlijden van Pier Schaafsma in 1916 kwam tevens een einde aan de vlaszaken; hij overleefde namelijk twee van zijn drie zonen en de enige, overgebleven zoon was officier bij het KNIL. De familie Schaafsma is overigens afkomstig uit Makkum, Sjoerd Obbes Schaafsma (1780-1860) vestigde zich als aannemer van publieke werken in Harlingen (met werkzaamheden aan de havenwerken aldaar als een van de vaste projecten). Hij was de vader van Pier Schaafsma Sr. en grootvader van Pier Schaafsma Jr. (bron: Derk Jordaan)