Wandborden ter gelegenheid van 25-jarig bestaan van de Zaklinnenfabriek in Harlingen 1834-1859, met opschrift: Zaklinnenfabrijk 10 Nov 1859 opgerigt 10 Nov 1834".
De Zaklinnenfabriek was gevestigd in het in 1767 gebouwde armhuis, aan de zuidkant van de Zuiderhaven, het gebouw was ter beschikking gesteld door de stedelijke regering van Harlingen. Een inzameling onder de ingezetenen van de stad bracht een bedrag van f 3050,- op. Op 10 november 1834 startte de fabriek haar activiteiten met 90 personeelsleden. Op 2 februari 1834 waren er al 28 handspinnenwielen, 15 voetspinnenwielen en 10 weefgetouwen in bedrijf. Toch kampte de fabriek met grote aanloopmoeilijkheden. De lesgevende weversbaas moet als na twee maanden wegens incompetentie worden ontslagen. Op de aan de fabriek verbonden weefschool in de Karremanstraat werd "meer baldadigheid bedreven, dan wevers gevormd". Ook bleken de werktuigen ondoelmatig en het kettinggaren van matige kwaliteit.
De fabriek breidde zich gestaag uit. Zij nam van de gemeente het beheer van de Carlspinnerij, een spinnerij van inslaggaren voor zeildoek, over. Deze had in 1829 het loodje gelegd. In jul 1841 bracht koning Willem II een bezoek aan het bedrijf. In 1840 telde de fabriek 336 man personeel. In 1841 werden een school en catechisatielessen aan de armenfabriek verbonden. Directeur en medeoprichter ondernemer J. van Hulst, die zich onder andere ook bezighield met de cichoreifabricage en de productie van cement en beschilderde muurtegeltjes. Hij was tot aan zijn dood in 1884 bij het bedrijf betrokken. Toen van Hulst overleed, was de zaklinnenfabriek reeds lang over zijn hoogtepunt heen en was er minder reden tot vreugde dan op 24 november 1859 toen het vijfentwintigjarig bestaan van de fabriek feestelijk werd gevierd in gebouw "De Harmonie", ter gelegenheid waarvan Van Hulst zijn gedenkboekje liet verschijnen. Na een felle brand in juli 1868 kreeg de fabriek het van de gemeente gedaan de grond waarop het bedrijf gevestigd was aan haar te verkopen, maar met de zaken ging het steeds slechter. Op 31 maart 1892 kwam het geheel onder de hamer van notaris mr A.H. van Kleffens. Veel was er toen niet meer over van dit bedrijf dat in 1858 nog 400 mensen in dienst had en als zodanig een van de grootste werkverschaffingsprojecten was die Friesland ooit heeft gekend.
Literatuur: Meindert Schroor, "De Harlinger zaklinnenfabriek. Textielindustrie als werkverschaffing", in: KvKonttekst, nr 1 (1988). p. 11-12.