Hebreeuwse letterstekens, uitgesneden en goud geverfd, op zwart geverfd houten plankje: Tal oe matar [of matir]: betekenis: geef dauw en regen.
Het houten bordje, afkomstig uit de vroegere synagoge aan de Raamstraat in Harlingen (door een Engelse bom verwoest op 5 november 1941), werd tijdens de wintermaanden in een houten aankondigingenbord binnen de synagoge geschoven om de aanwezigen te herinneren aan de de bede voor de groei van de gewassen.
De uitdrukking is bedoeld als bede voor de groei van de gewassen en derhalve een gunstige oogst. In de landen buiten Israel wordt deze uitdrukking vanaf 4 of 5 december (60 dagen na Tekufot Tishri = joodse maand) tot het joodse paasfeest, Pesach, toegevoegd aan de 9e bede van het Sjemoné-Esré hoofdgebed, een oorspronkelijk uit 18 zegenspreuken bestaand gebed, waaraan later een is toegevoegd; maar de naam bleef Sjemoné-Esré (=18). In Israel wordt deze uitdrukking gezegd gedurende de wintermaanden, vanaf de 7e Marchesvan (=joodse maand) tot Pesach.