Waterverfschildering in lijst, één uit een serie van drie, voorstellende de redding van Annëus Wygers Harmens (1804-1893), een redding bij stormweer door de loodsboot van Harlingen op 1 februari 1858.
Links op achtergrond zijn de contouren van Westerzeedijk bij Harlingen zichtbaar, met de Stenen Man en een molen aan de Bolswardervaart. De loodsboot is bezig met de redding van mensen uit de tjalk De Koophandel, aan boord is ook Annëus Wygers Harmens. Op de voorgrond rechts een menigte toeschouwers.
Op de achterzijde van de lijst is een tekst aangebracht: "De tjalk waarmede de Heer As Harmens naar Medemblik zoude gaan wordt tegen de zeedijk geslingerd en loopt de bemanning en de heer As Harmens, die aan boord waren, gevaar te verdrinken. De loodsboot van Harlingen is uitgegaan om de menschen aan boord der tjalk te redden. Deze afbeelding stelt voor de loodsboot, langszij de tjalk bezig de mensen over te nemen. Door den hevige storm was dit zeer gevaarlijk, toch is het gelukt. De bemanning der tjalk wilde niet oversstappen en is het hun gelukt, toen het weer bedaarde, de tjalk weder in den haven terug te brengen. Geteekend door R. Miedema. 1 Sept: 1858"
Krantenbericht: “Harlingen, 2 februari 1858: HARLINGEN - Het tjalkschip de Koophandel, gisteren van hier naar Medemblik uitgezeild, geraakte in groot gevaar, toen het de reis wegens het onstuimig weder staakte, en kort nabij onze haven de fok door den hevigen wind gescheurd werd. het kon alzoo niet binnenkomen, dreef af en wierp vruchteloos het anker, zoodat elk vreesde, het op de steenen te zien verpletteren. Gelukkig vatte het anker nabij dit gevaarlijk punt. met de loodsboot gelukte het nog een onzer stadgenooten als passagier er af te halen, en vervolgens hulp te verleenen, om, na het doorstaan van eenen angstigen nacht, dezen voormiddag het schip behouden in de haven terug te zien keeren.” (in: Nieuw Amsterdamsch handels- en effectenblad, 5 februari 1858).
Krantenbericht: “Harlingen, 2 februari 1858: HARLINGEN - Het tjalkschip de Koophandel, gisteren van hier naar Medemblik uitgezeild, geraakte in groot gevaar, toen het de reis wegens het onstuimig weder staakte, en kort nabij onze haven de fok door den hevigen wind gescheurd werd. het kon alzoo niet binnenkomen, dreef af en wierp vruchteloos het anker, zoodat elk vreesde, het op de steenen te zien verpletteren. Gelukkig vatte het anker nabij dit gevaarlijk punt. met de loodsboot gelukte het nog een onzer stadgenooten als passagier er af te halen, en vervolgens hulp te verleenen, om, na het doorstaan van eenen angstigen nacht, dezen voormiddag het schip behouden in de haven terug te zien keeren.” (in: Nieuw Amsterdamsch handels- en effectenblad, 5 februari 1858).