Handgeschreven aantekeningen in gebloemde kaft, vermoedelijk door kapitein Klaas Hoekstra (1788-1857) over de bouw, afmetingen en het gereedmaken van het galjootschip Harlingen in 1825.
‘Annotatie van het Galliootschip Harlingen en aldaar geboud in het Jaar 1825, op de landswerf door den timmerbaas Johannis Alta, voor rekening der Nederlandsche Groenlandsche Straatdavidsche visscherij Societeit te Harlingen, waar op benoemd wierd tot Konmadeur K. Hoekstra op den 9 Nov. 1825. Zijnde dit lang over steven 115 vt, wijd 27 ½ voeten, hol 17 ½ voeten bij het Groote Luijk, te water gelopen 12 dec. 1826'.
Pagina’s ongenummerd (omvang: 25 pagina's).
Inhoud: Afmetingen van de verschillende scheepsonderdelen; Nota voor de zeilmaker; Inventaris (van het schip); Koks kommaliewandt; vleets goed; victualy lijst; sjouwerloon voor het klaarmaken van het tuig, opleggen van wandt en verder toetuiging 1826; Lijst der verdienste van de officieren en verdere equipagie op het schip Dundee van London; Vreugdegalm bij het te water lopen van het nieuw gebouwde galliootschip Harlingen toegewijd aan Heeren bestuurders der Nederlandsche Groenlandsche Straatdavidsche visscherij Societeit te Harlingen (gedicht of lied in strofen, geschreven door [De Keth]; Tafellied gezongen op het Diner van Heeren Directeuren der Nederlandsche Groenlandsche Straatdavidsche Visscherij societiet te Harlingen bij het te waterlopen van het galliootschip Harlingen, op den 12 December 1825; Adressen van Jan Morietz, Johann Hutfelter en Johann Heinrich Hutfelter; Carl Peter Holbou koninglijk inspecteur og Captain Luitenant 20 juni 1826 op Lively of goedhaven op een ander jaar mede te brengen, 200 pond wit brood, 1 klein jagtgeweer, 20 korf aardappels, […].