Schriftje met gemarmerd sierpapier op kartonnen omslag, met handgeschreven gedichten over het van stapellopen en de ondergang van galjootschip Harlingen van kapitein Klaas Hoekstra (1788-1857), 1825-1826, en andere gedichten, circa 1850.
Op het eerste blad: Trijntje Hoekstra: deze Trijntje Hoekstra (geb te Burg (Texel) 03-03-1822, overl Harlingen 14 april 1900), dochter van kapitein Klaas Hoekstra en Jantje Hillenius.
p. 1 Gedicht
p. 2 Aan den lezer
p. 3 het van stapellopen
p. 4 vertrek 14 maart 1826
p. 7 vergaan van het galjootschip in Straat Davis bij Groenland
p. 12 Aantekening
p. 13 Aan mijn zoon toen hij in vijftienjarige leeftijd naar zee vertrok.
p. 15 Bij de gelukkige terugkomst van mijn zoon van Batavia op zijn vijftienjarige leeftijd.
p. 17 het verhoorde gebed
p. 19 De Deugd
p. 20 Ex temporei van professor E.A. Borger bij gelenheid eener bruiloft 1818
p. 23 aan den Rhijn in de lente van het jaar 1820.
p. 26 Gesprek met mijn kind, E.A. Borger.
p. 35 Afscheid aan mijn ouden huisjas, C.P. de Heer 1830.
p. 37 In den Winter van 1844-1845 te Amsterdam, mr J.P.A. 1845.
egodocument