Een fuik bestaat uit een aantal achter elkaar geplaatste trechters, waardoor vissen (vooral palingen) wel naar binnen konden zwemmen, maar lastig weer de terugweg konden vinden. De locatie van de fuik wordt gemarkeerd door een stok. 's Avonds in de schemer plaatsten sommige turfmakers fuiken in de sloten en petgaten. De volgende dag werden de fuiken weer gelicht en de buit meegenomen.
Voor het behoud van de fuiken werden ze in een teerbad gedompeld (gelooid).