Schotel op voetring met spreidende wand en brede spreidende rand, versierd in diverse emailkleuren en gehoogd in goud. Op het plat een voorstelling met een Europees prieel met een dame. Een andere dame biedt haar een bloem aan. Buiten het prieel vier jongetjes en twee bloeiende planten. Op de voorgrond een water met zwemmende eenden. Op de wand een ruitpatroon in groen met uitgespaard twaalf liggende ovale medaillons. In de medaillons afwisselend bloeiende takken en insekten. Tussen de medaillons telkens een schelp en een palmet in de stijl van Daniel Marot. Onder de rand aan de buitenkant in ijzerrood en paars een rand met lambrequins en culots.
De voorstelling wordt ook wel 'Het Prieel' genoemd, naar een ontwerp van Cornelis Pronk.
Pronk porselein (1691-1759)
Cornelis pronk begon zijn carrière als schilder en maakte daarnaast ontwerpen voor Chinees porselein.
In augustus 1734 gaven de Heeren XVII hun goedkeuring aan hun Delftse afgevaardigden om Cornelis Pronk een contract van drie jaar aan te bieden. Hij werd hierin verplicht om ieder jaar een ontwerp af te leveren dat geschikt was om over te nemen op Chinees porselein.
Niet alleen van de versiering, maar ook van de vorm van elk verschillend stuk moest hij een
afzonderlijke tekening maken. De ontwerpen werden maar op een beperkt aantal serviesdelen overgenomen. De Heren XVII vroegen om tafelserviezen, theeserviezen, vazen met bakken 'schoorsteenstellen' wat zoveel wil zeggen als een kaststel bestaande uit drie flessen en twee bekervazen. Kommen, bakken, losse serviesonderdelen of andere soorten porselein komen hierbij niet boor. Alle bestelingen werden gelegerd in drie kleurstellingen, namelijk het bekende blauw wit, geëmailleerd porselein en Chinees Imari. Al deze onderdelen werden beschilderd in Jingdezehen, het centrum van de porseleinproductie in China. Van hieruit ging de hele bestelling op transport naar Canton en hier vandaan werd het porselein vervoerd naar Batavia waar het werd klaargemaakt voor verscheping naar Nederland.
De ontwerpen
Het eerste ontwerp en tevens het bekendste, ontwierp Pronk in 1734. Deze tekening kwam dus in 1735 aan in Batavia. De tekening staat bekend als 'De Parasoldames'. Door vertragingen werd dit ontwerp pas in 1736 zowel naar China als naar Japan gestuurd. Dit is het enige exemplaar waar zowel Chinese als Japanse versies van bestaan. Op de afbeelding wordt een dame afgebeeld die langs de waterkant staat, drie watervogels komen op haar toegelopen. De dame wordt van schaduw voorzien door een dienares die een parasol vasthoudt.
Alle ontwerpen gaan door voor chinoiserieën, Europese voorstellingen in Oosterse stijl waarin verschillende Chinese en Japanse elementen op eigen westerse wijze gecombineerd worden. Behalve voor exportporselein werd deze voorstelling ook gemaakt voor de Chinese markt. In China beschouwde men Westerse vormen en decoraties als exotisch, terwijl wij Europeanen juist Chinese vormen en decoraties als exotisch beschouwden. De oorsprong van de scène met de parasoldames is moeilijk te achterhalen. Binnen de Chinese iconografie kan de vrouw met een dienares die een statieparasol draagt, eigenlijk alleen Hsi Wang Mu voorstellen. Zij is de taoïstische personificatie van de koningin van het Westen. Het ligt echter meer voor de hand de herkomst van de afbeelding te zoeken in een van de vele reisbeschrijvingen over het Oosten die werden gepubliceerd en rijk geïllustreerd waren met prenten. Jan Huygen van Linschoten is een van de eersten die een dergelijk reisverslag schreef dat werd verlevendigd met gravures. De overeenkomsten tussen de hierin afgebeelde figuren en de figuren op Pronkporselein zijn groot.
Het tweede ontwerp dat Pronk leverde maakte hij in 1735, maar door de opgelopen vertragingen verzond de VOC deze tekening pas in 1736. Dit ontwerp heeft de naam 'De Vier Doktoren'. Van dit ontwerp bestaan twee versies, een met vier figuren en een vereenvoudigde met drie figuren. Ook de oorsprong van deze afbeelding is moeilijk te achterhalen. Een mogelijk aanknopingspunt is een porseleinen vaas uit de Ming periode met hierop drie schaakspelende taoïstische sterrenkoningen. De legende luidt dat de houthakker Wang Shih in een grot drie oude mannen aantreft, die aan het schaken zijn. Al toekijkend geeft een van de koningen hem een dadelpit. Door het eten van deze pit verliest Wang Shih al zijn tijdsbesef. Als hij tenslotte de grot verlaat, blijken er eeuwen vervlogen te zijn. Dit kan een verklaring zijn voor de vier figuren op de tekening. De al eerder genoemde figuur die op het gezelschap komt toelopen, zou Wang Shih kunnen voorstellen. We moeten er echter wel bij stilstaan, dat het hele verhaal omtrent Wang Shih uit zijn verband gerukt is en eigenlijk niks meer met de afbeelding te maken heeft. En ook de herkomst zelf is in twijfel te trekken. Net zoals bij de parasoldames, kan ook deze voorstelling herleid worden van een prent uit een van de vele reisverhalen. Een prent uit dezelfde reisverhalenbundel van Jan Huygen van Linschoten vertoont sterke gelijkenissen met de afbeelding die Pronk ontwierp. De compositie en de houding van de figuren hebben vele overeenkomsten.
De derde tekening kan 'De Handwassing' betreffen, die Pronk in 1736 vervaardigde. In 1737 werd het ontwerp verzonden en in 1738 kwam het aan in Canton. Omdat er nogal wat vertraging was bij het verschepen van de lading met de voorstellingen van 'De parasoldames' en 'De Vier Doktoren', had de VOC eigenlijk geen behoefte meer aan een derde tekening. Kijkend naar de stilistische kenmerken van 'De Handwassing' past deze voorstelling goed bij de andere twee en bij de latere vierde tekening 'Het Prieel'.
In 1737 maakte Pronk zijn vierde en laatste ontwerp voor de VOC, namelijk 'Het Prieel'. De herkomst van dit ontwerp is niet te vinden in het Interario, maar juist in een van Pronks eigen tekeningen. Rond 1730 maakte hij een tekening van de theekoepel Chollon in het park van Bosch en Hove nabij Haarlem. Deze tekening vergelijkend met die van het prieel, laat zien dat Pronk vrijwel in zijn geheel het ontwerp van het theehuis heeft overgenomen.