Deze zware, maar toch sierlijke pot heeft een eivormig lichaam en een korte hals met een verdikking aan de rand. Waarschijnlijk werd de pot gebruikt om wijn in te bewaren. De pot is opgebouwd uit twee individuele stukken die horizontaal aan elkaar zijn bevestigd. De onderkant is ongeglazuurd. De decoratie op de buik toont hofdames die in een tuin verschillende vrijetijdsactiviteiten uitvoeren. De tuin is weergegeven door rotspartijen, bananenbomen en elegante tuinhekken. Er zijn in totaal vier verschillende scènes te zien: drie spelen zich af voor grote, met landschap beschilderde kamerschermen, en één is vrij in de tuin geplaatst. De vier scènes refereren aan de siyi, de Vier Kunsten, de vrijetijdsactiviteiten die de rijke Chinese elite beoefenden. In China worden deze activiteiten ook wel 'qin qi shu hua' genoemd. Hieronder behoort het bespelen van de qin of guqin, een snaarinstrument dat overeenkomsten vertoont met een citer; het spelen van het spel qi of weiqi, letterlijk ‘omsingelspel’, dit bordspel wordt gespeeld met zwarte en witte stenen en is vergelijkbaar met schaken; het beoefenen van shu, de kunst van de kalligrafie; en hua, schilderen.
In de door mannen gedomineerde Chinese maatschappij was het met name de ontwikkelde edelman die de Vier Kunsten beoefende. De decoratie van de pot toont een vrouwelijke interpretatie, waardoor de kijker veel informatie verkrijgt over de materiele cultuur en het leven van de Ming hofdame in de vijftiende eeuw. De eerste scène verwijst naar het maken van muziek; twee dames zitten op een zeer extravagante divan en één van hen bespeelt de pipa, luit. Op tweede scene zien we de elegante dames voetballen. Hun jurken zijn korter dan die van de vrouwelijke omstanders, waardoor hun knieën zichtbaar zijn. Dit spel heet cuju, ‘trapbal’, en is een oude versie van voetbal. Het verhaal gaat dat het spel is uitgevonden tijdens de periode van Strijdende Staten (476-22 v. Chr.). Het spel werd ook in Japan, Korea en Vietnam gespeeld. Voetbalwedstrijden werden vaak in de keizerlijke paleizen georganiseerd, bijvoorbeeld bij de viering van de verjaardag van de keizer. De derde scène toont twee dames die aan een tafel zitten, met als achtergrond een groot kamerscherm. Eén van de dames is aan het schrijven. De penselen die op de penseelhouder liggen, een kleine waterdruppelaar, inkt en een inktsteen zijn nodig voor shu en hua: kalligrafie en schilderen. In China vormen het papier, de penseel, inkt en de inktsteen samen de wenfang sibao, de Vier Schatten van de Studio van de Geleerde. Ze verwijzen naar de geletterde en onderlegde levensstijl van de (mannelijke) Chinese elite. Bij de vierde scene geeft een bediende het zoontje aan zijn moeder. Dit verwijst naar de belangrijkste taak van een vrouw: het opvoeden van haar zoon. De dame links bespeelt de luit. De vrouwen zijn gekleed in elegante jurken versierd op de schouders met uitbundige yunjian, een ‘wolk kraag’.