Kendi waarvan het vat de vorm heeft van een pad met op de rug de recht verjongde hals. In de bek van de pad een korte cilindrisch gevormde tuit. Onderaan de kendi een decoratie van twee tijgerlelie-achtige banden die lopen over de rug tot boven het oog. Vanaf de hals vier uitlopende symetrische ranken. Op de hals een bloeiende prunis. Op de kraag vier om en om gelijke symbolen, elk omgeven door vier stippen. De decoratie is uitgevoerd in onderglazuur blauw.
Kendi waren populaire exportproducten voor de zuidoost Aziatische markt. De vorm heeft waarschijnlijk zijn oorsprong in India waar metalen kundika versies werden gebruikt bij boeddhistische en hindoeïtische rituelen. Via deze religies verspreidde deze vorm zich naar zuidoost Azië. Ze werden in de regio zowel gebruikt in rituelen als in het dagelijks leven om water uit te drinken.