Een aantal schepen varen op een stuk woelig water vlak voor een havenmond. Rechts is de wal met huizen te zien. Een rij palen geeft aan waar de schepen langs naar binnen kunnen varen. De voorgrond is in schaduw gehuld. Daarin varen links twee kleine schepen. Het eerste schip komt recht op de beschouwer af, voert alleen het grootzeil en bevindt zich in een zeer overhellende positie. Er zijn twee bemanningsleden waarvan één net de fok heeft laten zakken. Het tweede schip heeft zijn zeilen gestreken en zet koers richting de haven. Drie bemanningsleden zitten bij het roer en kijken naar het schip achter hen; de overige twee opvarenden bemoeien zich met de zeilen en bevinden zich bij de mast. Op de voorgrond rechts zijn drie kleine schepen bezig de zeilen te strijken voor het binnengaan van de haven. Centraal in een licht gedeelte van de zee vaart een gaffelgetuigd spiegeljacht met de Nederlandse vlag. Ze verlaat de haven en hijst de zeilen. Een kleine sloep ligt op sleeptouw. Vlak achter dit schip vaart een kleiner schip met gaffeltuig eveneens de haven uit. In het zeil zit onderaan een baan die lichter van kleur is. Mogelijk is dit een 'bonnet', een strook zeildoek die aan het zeil was geregen en die bij zwaar weer in één handeling losgetrokken kon worden om de druk in het zeil te verminderen. In de achtergrond is links een oorlogsschip met gestreken zeilen te zien, samen met andere schepen onder zeil.